De Verenigde Staten groeien uit de crisis, terwijl Europa blijft kwakkelen. De perceptie dat het aan de andere kant van de Atlantische Oceaan altijd beter gaat, schreeuwt echter om nuancering volgens Jeremy Grantham. Zeven grafieken die een ander verhaal vertellen.
Jeremy Grantham is geen linkse rakker. Zetelend in Boston beheert deze Amerikaan van Britse afkomst voor grote investeerders zoals pensioenfondsen zo’n 104 miljard dollar aan beleggingen.
Grantham is wel het tegenbeeld van de op kortetermijnwinsten jagende beurshandelaren op Wall Street. Hij kijkt naar langetermijntrends en was bijvoorbeeld in 1999 niet te beroerd om hardop te verklaren dat er een enorme zeepbel was ontstaan rond internetbedrijven op de beurs.
Achteraf krijgt Grantham vaak gelijk met zijn inschattingen, maar hij heeft gemerkt dat het brengen van ‘slecht nieuws’ aanvankelijk vaak leidt tot massale ontkenning. Goed nieuws verkoopt nu eenmaal beter.
In zijn meest recente driemaandelijkse nieuwsbrief diept Grantham dit thema uit, waarbij hij een uitstapje maakt naar de Amerikaanse economie. Wat klopt er van het beeld dat de Amerikaanse economie door zijn focus op een flexibele arbeidsmarkt en technologische innovatie Europa ver achter zich laat?
Grantham toont een aantal opmerkelijke grafieken die een ander beeld geven van 'de feiten'. We nemen er zeven door.
1) Amerikaanse lonen gruwelijk constant
Ach ja, die Fransen met hun 35-urige werkweek, hinderlijke vakbonden, staatsbemoeienis en rigide arbeidsmarkt. Dan brengt de flexibele arbeidsmarkt van de Verenigde Staten toch veel méér welvaart! Nou, niet als je naar de ontwikkeling van de doorsnee uurlonen kijkt, signaleert Grantham. Die is sinds 1970 ver achtergebleven bij Frankrijk, maar ook bij landen als Japan en het Verenigd Koninkrijk. Dat zegt iets over de welvaartsontwikkeling van doorsnee werknemers.
(klik voor vergroting)
2) Lage werkloosheid? Hangt ervan af wie je meetelt
Oké, Amerikaanse uurlonen zijn weinig gegroeid, maar in de Verenigde Staten heb je ten minste een baan. Dat kun je van die labbekakkerige Fransen niet zeggen.
Wel, dat hangt ervan af wie je meetelt, aldus Grantham. In de grafiek hieronder zie je links de officiële werkloosheidscijfers. Die worden gemeten op basis van peilingen, waarbij wordt gevraagd of mensen recent actief naar een baan hebben gezocht. Dan springt de Verenigde Staten er inderdaad goed uit.
Maar corrigeer je dit cijfer voor het deel van de bevolking dat geen baan heeft, maar ook niet actief heeft gezocht (waaronder dus ook 'ontmoedigden'), dan ziet het plaatje er heel anders uit. Zie de grafiek aan de rechterzijde.
(klik voor vergroting)
Van topscorer op het vlak van lage werkloosheid tuimelt de VS opeens flink omlaag: aangepast voor de arbeidsparticipatie scoort de VS iets zwakker dan het gemiddelde van de Europese Unie en blijven de Amerikanen alleen landen als Italië en Spanje voor.
3) Participatiegraad daalt in Verenigde Staten
Aanvullend op de vorige grafiek toont Grantham onderstaand plaatje met de ontwikkeling van de participatiegraad. Dat is het percentage van de bevolking in een bepaalde leeftijdscategorie dat een baan heeft of heeft aangegeven te willen werken (officiële werklozen dus). Tussen 1972 en 1997 was Amerika een voorloper met een gestaag stijgende participatiegraad. Maar sindsdien zijn veel andere westerse landen de Verenigde Staten voorbij gestreefd.
(klik voor vergroting)
4) Zorg: hoge uitgaven, lage levensverwachting
Over de zorg in de Verenigde Staten is Grantham niet erg te spreken. Simpel gezegd: enorm hoge kosten per hoofd van de bevolking, die je niet terugziet in de gemiddelde levensverwachting.
(klik voor vergroting)
5) Meer doden onder blanken van middelbare leeftijd
Grantham illustreert zijn zorg over de Amerikaanse middenklasse ook met een grafiek die toont dat het sterftecijfer onder Amerikaanse blanken van middelbare leeftijd sinds de millenniumwisseling een stijgende lijn toont (denk aan zaken als alcoholisme, drankgebruik en zelfmoord). Iets wat niet geldt voor bijvoorbeeld Hispanics in de Verenigde Staten.
(klik voor vergroting)
6) De wil van het Amerikaanse volk telt
Schokkend is ook onderstaand plaatje: dat laat zien hoe groot de invloed van verschillende inkomensgroepen is op politieke beleidswijzigingen. Voor degenen met een doorsnee inkomen geldt dat er geen verband is tussen het percentage van deze groep dat vóór een bepaalde beleidswijziging is en de kans dat die beleidswijziging er komt (grafiek links).
Bij de economische elite in de Verenigde Staten ligt dat anders. Hoe groter het percentage dat vóór een beleidswijziging is bij de 10 procent meest verdienende Amerikanen, hoe groter de kans dat die beleidswijziging er ook komt (grafiek rechts).
Interessant plaatje dus, maar wel jammer dat Grantham geen vergelijking heeft van hoe dit in landen als Frankrijk of Nederland zit.
(klik voor vergroting)
7) Hoe hoger de CO2-uitstoot, des te geringer de klimaatzorg
Tot slot nemen we deze eruit: er blijkt een aantoonbare negatieve correlatie te zijn tussen de mening over klimaatverandering en de omvang van de CO2-uitstoot. In onderstaande grafiek zitten de Verenigde Staten helemaal rechts onderin. Dat wil zeggen: een zeer hoge uitstoot van CO2 per hoofd van de bevolking gaat gepaard met een lage score wat betreft de opinie van de bevolking over de ernst van klimaatproblemen.
(klik voor vergroting)
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl